Een doorbraak: pleister van levende hartspiercellen biedt hoop voor hartpatiënten. Wetenschappers hebben een innovatieve pleister van levende hartspiercellen ontwikkeld die helpt bij het herstel van een beschadigd hart na een hartaanval of andere aandoeningen. Dit wordt gezien als een baanbrekende vooruitgang in de gezondheidszorg.

Hoe werkt de hartpleister?

De pleister wordt gemaakt van bloedcellen die opnieuw worden geprogrammeerd tot stamcellen. Vervolgens ontwikkelen deze cellen zich tot hartspiercellen en bindweefselcellen. Door ze te mengen met collageen en in een speciale mal te plaatsen, krijgt de pleister zijn uiteindelijke vorm.

Eenmaal op het hart geïmplanteerd, ondersteunt de pleister het orgaan bij het kloppen. Volgens onderzoekers, die hun bevindingen publiceerden in het wetenschappelijke tijdschrift Nature, kan een beschadigd hart hierdoor weer versterkt worden.

De noodzaak van innovatie

Wereldwijd kampen meer dan 64 miljoen mensen met hartfalen als gevolg van hartaanvallen, hoge bloeddruk of andere hart- en vaatziekten. Het tekort aan beschikbare donorharten en de beperkingen van kunstmatige hartpompen maken nieuwe behandelmethoden zoals deze pleister extra belangrijk.

“Voor het eerst hebben we een in het laboratorium gekweekt biologisch transplantaat ontwikkeld dat de hartspier kan stabiliseren en versterken,” zegt dr. Ingo Kutschka, mede-onderzoeker aan het Universitair Medisch Centrum Göttingen in Duitsland, in The Guardian.

Veelbelovende testresultaten

De pleisters, die een formaat van ongeveer 5 bij 10 centimeter hebben, zijn eerst getest op gezonde resusapen. Na zes maanden was er een verdikking van de hartwand zichtbaar, zonder nadelige bijwerkingen zoals onregelmatige hartslagen of tumorvorming. Ook bij apen met een aandoening vergelijkbaar met chronisch hartfalen zagen onderzoekers verbeteringen in de hartfunctie.

Eerste toepassingen bij mensen

Na succesvolle dierproeven werd de pleister getest op een 46-jarige vrouw met vergevorderd hartfalen. Zij kreeg pleisters van donorcellen geïmplanteerd. Toen zij drie maanden later een harttransplantatie onderging, ontdekten onderzoekers dat er bloedtoevoer was ontstaan in de pleisters.

Omdat het tijdrovend is om pleisters te maken van iemands eigen cellen, richten onderzoekers zich op donorcellen. Dit maakt ‘kant-en-klare’ pleisters mogelijk, al zijn er medicijnen nodig om afstoting te voorkomen.

De effecten van de pleisters worden doorgaans zichtbaar na drie tot zes maanden, waardoor ze niet voor alle patiënten geschikt zijn. Toch biedt deze ontwikkeling hoop voor de toekomst. Inmiddels hebben vijftien patiënten een hartpleister gekregen, en wetenschappers zijn optimistisch over de verdere mogelijkheden.